Geschiedenis van Lelystad
Na de Tweede Wereldoorlog verscheen Lelystad op de kaarten van het IJsselmeergebied. Er werd namelijk een studie gedaan voor bevolking binnen de drooggelegde Zuiderzeepolders. Ene heer C. Takes, welke deze studie verrichtte, kwam tot de conclusie dat er een stad nodig was naast de reeds geplande dorpen (Emmeloord, Dronten en het toekomstige Zeewolde). De heer Takes had een visie over een nieuw stuk Nederland, inclusief een ingepolderde Markerwaard. Toentertijd hoopte hij al dat dit nieuwe land wellicht voor de twaalfde provincie zou zorgen. Hij bedacht dat die provincie een hoofdstad moest hebben en had daarbij Lelystad in gedachte.
In 1951 arriveerden de eerste bewoners op het toenmalig werkeiland Lelystad-Haven. Lelystad-Haven is jaren lang geïsoleerd geweest, maar werd tijdens de groei van Lelystad bij deze stad opgenomen. Nog steeds staan de eerste gebouwen uit de begintijd er. Zo heeft Lelystad toch een aantal monumenten in de vorm van de houten huisjes en barakken. In de houten huisjes wonen nog mensen die het prille begin nog hebben meegemaakt.
De oude barakken doen nu onder andere dienst als café en jeugdherberg. Het voormalige werkeiland ademt nog steeds de sfeer uit van de vijftiger jaren. Aan de andere zijde van de sluis staat het gemaal Wortman. Deze sluis is op aanvraag te bezoeken.
Lelystad als kale vlakte
De polder rondom het werkeiland viel droog toen de dijk van Oostelijk Flevoland was gesloten. Nu kon er worden begonnen aan ideeën voor Lelystad. Het lag in de planning een stad te creëren met minimaal 100.000 inwoners.
In 1961 heeft de regering de stedenbouwkundige professor de heer C. van Eesteren gevraagd het ontwerp voor Lelystad te maken. Hij was bekend dankzij zijn plannen voor een gedeelte van Amsterdam. Echter, drie jaar later, werden de plannen van Van Eesteren afgewezen, doordat de minister van Verkeer en Waterstaat vond dat Van Eesteren van een te snelle groei was uitgegaan.
Een van zijn plannen was ook om een vierbaans snelweg van Lelystad naar Enkhuizen te laten lopen. Het Stadscentrum zou direct aan de polderdijk worden gesitueerd.
In de jaren die volgde, ontstonden er telkens nieuwe plannen, waarvan het laatste uit 1975 dateert. Met dit laatste plan zien we het Lelystad van nu. Een verdeling in 14 buurten welke ieder een eigen buurtcentrum hebben, een aantal kleine winkelcentra inclusief restaurant en buurthuis.
Uniek was ook het fietspadennet, welke een belangrijk onderdeel zijn voor het verkeerssysteem in Lelystad.
Lelystad laat als een van de weinige steden zijn bromfietsers op de autosnelweg binnen de stad rijden en in principe niet op de fietspaden. Dit heeft geleid tot een minder aantal verkeersslachtoffers in deze categorie dan in andere steden.
Toen de eerste woningbouw al op gang kwam, waren de plannenmakers nog volop aan het tekenen. In 1964 begon men met het opspuiten van zand voor Lelystad, dit op enkele kilometers verwijdert van het werkeiland. Dit zand moest eerst zakken voor men erop kon bouwen. Op 9 maart 1966 begon de woningbouw. Men had het niet makkelijk, want de rest van Nederland was niet bepaald positief over de plannen. De bladen en tijdschriften schreven dat zij niet begrepen dat er mensen waren die op die kale vlakte wilden gaan wonen. Tijdens een interview vertelde oud-landdrost dr.ir. W.M. Otto eens, en wij citeren:
"Toen ik de eerste keer samen met mijn vrouw naar die verlaten, uitgestrekte zandplaat reed, schoot ze in de lach bij het zien van dat nuchtere bord 'Lelystad' met daarachter een meedogenloos rietmoeras. Menen ze dat nou, kraaide ze, ben jij gek of ben ik het. We hebben toen ook werkelijk alles tegen gehad. Als er dan een keer een verdwaalde bezoeker nieuwsgierig over de Knardijk kwam aanzetten kreeg je als commentaar: jullie zijn zeker mesjogge, hé? En als er een journalist in de polder verscheen greep je je hart vast. Dan las heel Nederland weer eens groot opgemaakt 'Lelystad-Spookstad', of 'uit de hand gelopen hobbyisme van ambtenaren'. En voor de rest hoorde je buiten Flevoland helemaal niets over Lelystad. Een uiterst pessimistische sfeer".
Zelfs de gezamenlijke pastoors en dominees van het nieuwe land adviseerden de heer Otto in een brief dat het niet verantwoord was gezinnen naar Lelystad te sturen.
Waar de pers en de ambtenaren pessimistisch waren, bleef de regering in Den Haag optimistisch. De regering schreef in 1966 een toelichting bij de begroting, en wij citeren: "Als taakstelling voor de periode 1965-1975, waarin het rijk in hoofdzaak de directe verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van Lelystad zal moeten dragen, ware te stellen, het tot stand brengen van een stad van 10.000 tot 15.000 inwoners als eerste aanzet voor een verder krachtige uitgroei."
Er moest een goede infrastructuur komen voor in en om Lelystad, waaronder goede verkeersverbindingen met de rest van Nederland, de aanleg van bossen, de bouw van minimaal 2500 huizen, goed onderwijs, recreatie en culturele voorzieningen. De regering zou er ook voor zorgen dat er rijksinstellingen naar Lelystad zouden komen.
Zo'n anderhalf jaar na de start op 9 maart 1966, op 28 september 1967, werden de eerste sleutels van de eerste woningen in Lelystad uitgereikt. De eerste Lelystedelingen waren het toen pas getrouwde echtpaar H.W.J. van der Bedum-Mulder, welke een huis gingen bewonen aan de Middelgronden in de Zuiderzeebuurt. Hun eerste buren werden de ambtenaren van de polderdiensten, de bouwers, personeel van de aannemers, politie-ambtenaren, de postbode en enkele winkeliers. Een aantal huizen werd ingericht als kantoor voor een bank, postkantoor en dergelijke.
Lelycentre
Op 23 november 1967 werd door landdrost de heer Otto het eerste deel van het Lelycentre geopend. Dit deel bestond uit 18 winkels aan de Koopmansstraat en de Grutterswal. Ook was er een sportterrein bij het Jagersveld beschikbaar.
De wijk in de Zuiderzeebuurt groeide in een rustig tempo verder. In de eerste jaren kwamen er slechts een paar honderd huizen per jaar bij.
In de jaren die volgden, groeide Lelystad in een rap tempo door. In 1978 werden er in een jaar zo'n 2.000 huizen opgeleverd! Lelystad heeft in het begin ook te maken gehad met, soms hinderlijke, toerisme vanuit het "oude land". Onze "spookstad", zoals men Lelystad in het begin placht te noemen, trok veel bekijks. Men wilde met eigen ogen zien of alle ellende en de zandstormen waarover in de kranten werd geschreven, waar was. Op 4 juni 1969 werd de Hollandse Brug geopend en kwamen er vooral mensen uit de randstad naar ons toe gestroomd. Het eerste weekend na de opening van de brug passeerden er al 10.000 auto's. Dit gaf een flink verkeersprobleem op de Oostvaardersdijk, toen nog de enige weg door Zuidelijk Flevoland. Elk weekend was het raak. Op 15 juli 1969 gingen er op Eén dag, meer dan 7.000 auto's richting Lelystad. Toentertijd was dit een gigantisch aantal. De Meerkoet, het enige restaurant in die tijd, vaarde er wel bij. Ook werden er hele bustochten naar Lelystad georganiseerd. Men had ook veel belangstelling voor de modelwoning die opengesteld was aan de Spaanderbank.
In het begin van de jaren '70 groeide Lelystad al aardig. Toen de Zuiderzeebuurt volgebouwd was, werd er verder gebouwd rond het Lelycentre. In 1970 werd de duizendste woning in gebruik genomen, welke aan De Fjord lag. Ook aan de Rivierenbuurt (IJssellaan) werd druk gebouwd. Ondertussen werd er gebouwd aan het toenmalige gemeentehuis "Zijpestein" en het Smedinghuis welke door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders in gebruik zou worden genomen. Voor het lager onderwijs waren er een aantal scholen, een openbare (Almere-school, later Zuiderzeeschool geheten), een rooms-katholieke (Laetare) en een protestants-christelijke (Inktvis).
Met al dit "openbare" leven schoten ook de (sport)verenigingen als paddestoelen uit de grond. De eerste sportclub was SVL'67, welke meerdere sporten onder zijn hoede had, zoals voetballen, handballen en een gymnastiekafdeling. Toen het zwembad "De Houtrib" werd geopend, ontstonden er een zwem- en poloclub, met dezelfde naam als het zwembad.
Het heeft lang geduurd voordat Lelystad als een echte stad werd gezien. Volgens de "buitenwereld" leefde men in Lelystad in de rimboe. Veel mensen hadden en hebben het er nog steeds erg naar hun zin, hoewel er altijd mensen blijven die hier niet kunnen aarden en weer terug gaan van waar zij zijn gekomen. Reeds tussen 1968 en 1972 verlieten alweer 883 mensen Lelystad. In 1984 verlieten wel 3.500 mensen Lelystad om elders te wonen.
De discussie dat Lelystad nog steeds te kaal was, bleef jaren lang een gesprek van onderwerp. In 1979 verscheen er een rapport over de "Lelystadse vrouwen". Deze groep scheen Lelystad te haten. De Lelystadse vrouwen zouden last hebben van heimwee, vereenzaming en sommigen zouden zelfs naar de fles grijpen in verband met dit alles.
Nadat in 1980 burgemeester Gruijters Lelystad ging besturen, noemde hij zelf Lelystad een "zorgenkind". De opzet zou te groot zijn, waardoor de stedenbouw teveel kostbare grond zou vergen.
De Lelystedelingen zaten niet op zulke pessimistische uitspraken te wachten. Zij hebben gekregen waar ze voor zijn gekomen: ruimte, een leuk huis met een tuin en veel groen. Ze hebben parken en bossen en plekken om te vissen.
In 1975 ontving Lelystad zijn 25.000-ste inwoner, een Amsterdams echtpaar. Zij verklaarden niet meer weg te willen, omdat Lelystad hen deed denken continue op vakantie te zijn met volop frisse lucht.
Ook een aantal vrouwen kwamen in opstand. Zij riepen op niet in huis gekluisterd te blijven zitten, maar naar het buurthuis of sportclub te gaan.
Halverwege de jaren zeventig werd er in Lelystad alle kanten uitgebouwd. Wijken als de Kempenaar, Boeier en Karveel zorgden voor wat meer koopwoningen. Toen werd er ook een nieuw nummeringsysteem toegepast. Geen aparte straatnamen, maar straatnummers. Toen vanaf 1980 de Waterwijk werd gerealiseerd, is men weer overgestapt naar de traditionele straatnamen.
Het Lelycentre moest wijken als hoofdwinkelcentrum voor het stadswinkelcentrum De Gordiaan, welke grootster opgezet zou worden. De winkeliers van het Lelycentre hebben zich hiertegen verzet, omdat zij vonden dat het Lelycentre meer recht had als hoofdwinkelcentrum.
Helaas voor de middenstanders in het Lelycentre, maar De Gordiaan werd het hoofdwinkelcentrum met daarin allerlei winkels waar voor elk wat wils te koop is.
Als men nu terugkijkt op de beginjaren van Lelystad in vergelijking met nu, kun je je haast niet meer voorstellen dat Lelystad eens een kale vlakte is geweest. Niets herinnert aan de zandvlakte van voor 1966. Lelystad is geregeld in het nieuws met positieve en negatieve zaken. Lelystad is nu een grote stad met een eigen ziekenhuis, groot politiebureau, brandweerkazerne en heeft nu zelfs een penitentiaire inrichting.
(bron: Het guldennet)
Het ontstaan van de Zuiderzee
De geschiedenis van het nieuwe land gaat verder terug dan de inpoldering. Al 6500 jaar geleden woonden in dit gebied mensen in nederzettingen op de hoger gelegen zandruggen van een drassig laagland. Bij het dorp Swifterbant in Oostelijk Flevoland zijn zelfs de oudste skeletten van West-Europa gevonden. De naam Flevo is bedacht door Romeinse geschiedschrijvers, die daarmee de Noordelijke Rijnmond aanduidden die zich tot een meer verbreedde. Door het grote verschil tussen eb en vloed stortte de zee zich tweemaal per dag uit over het landschap, en werden steeds grotere stukken land overspoeld. Tegen het eind van de 13e eeuw ontstond daar de veel grotere Zuiderzee. Veel land en dorpen verdwenen onder water, slechts enkele terpen staken nog boven het water uit. |
De bewoners van Urk en de eilandterpen Emmeloord en Ens, later bekend onder de naam Schokland, voerden een zware strijd tegen de beukende zee. Schokland zakte steeds verder de diepte in en werd alsmaar kleiner, waardoor de bewoners halverwege de 19e eeuw de eilandterpen moesten verlaten. De Zuiderzee was in de Gouden Eeuw een belangrijke handelsroute voor de befaamde VOC-schepen én een inkomstenbron voor vissers, maar ook een gevaarlijke binnenzee vol ondieptes en verraderlijke stromingen, waardoor veel schepen hier zijn vergaan.
Het einde van de Zuiderzee
Omdat zware stormen en overstromingen veel vernielingen aanrichtten, lanceerde Henric Stevin in de 17e eeuw een plan om ‘het geweld en vergif van de Noordzee te verdrijven’. Na 1850 volgden verschillende nieuwe voorstellen met als inzet een eind maken aan de verraderlijke Zuiderzee. In 1918 werd het plan van dr. Ir. Cornelis Lely om de Zuiderzee af te sluiten en gedeeltelijk in te polderen een feit. Door het Zuiderzeeproject kwam een eind aan de overstromingen, ontstond een betere waterhuishouding en door de aanwinst van landbouwgronden werd de werkgelegenheid en voedselvoorziening vergroot. De Wieringermeerpolder werd als eerste drooggemalen in 1930 en behoort tegenwoordig bij de provincie Noord-Holland. Twee jaar later was de afsluitdijk klaar en kon de Zuiderzee worden afgesloten. In de rustige binnenzee het IJsselmeer verrees Flevoland langzaam maar zeker. Er werden ringdijken aangelegd, waarna het water daarbinnen werd weg gepompt. De Noordoostpolder was in 1942 gereed voor ontwikkeling, Oostelijk Flevoland volgde in 1957, en Zuidelijk Flevoland in 1968. Ze waren klaar voor de pioniers die in het vlakke, winderige land een nieuw leven zouden opbouwen. De eerste bewoners waren arbeiders die minimaal twee jaar hadden meegewerkt aan de ontginning van de grond, boeren uit Zeeland die door de grote overstroming in 1953 hun huizen waren kwijtgeraakt en boeren uit andere delen van het land die op zoek waren naar uitbreidingsmogelijkheden.
Noordelijk Flevoland
De Noordoostpolder werd vooral ingericht als landbouwgrond, op minder vruchtbare gronden werd bos aangeplant. De uitgestrekte polderlandschappen met afwisselende gewassen die steeds anders ogen, afhankelijk van de lichtinval en het jaargetijde is een charmante eigenschap. Het is een prachtig gezicht wanneer in het voorjaar de velden met tulpen, gladiolen en lelies in bloei staan. Kenmerkend in dit landschap zijn de boerderijen met grote schuren die in stroken zijn opgesteld, en allemaal omringd worden door hoge bomen ter bescherming tegen de westenwind. Dit karakteristieke beeld ziet u overal terug, ook in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland.
De voormalige eilandjes Urk en Schokland horen sinds de inpoldering bij het vasteland, maar nemen een bijzondere plaats in door hun verleden. In het vissersdorp Urk worden nog verhalen verteld van voor de inpoldering toen de vissers de woeste Zuiderzee trotseerden. |
Schokland heeft ook een intrigerend verleden, omdat de bewoners halverwege de 19e eeuw het steeds kleiner wordende eiland moesten verlaten. Het oude land staat op de werelderfgoedlijst van Unesco omdat het een prachtig voorbeeld is van de strijd tegen de zee en vanwege de cultuurhistorische waarde. De verhalen van Schokkers zijn via overlevering doorgegeven aan jongere generaties, waardoor bezoekers nog een beeld krijgen hoe de eilandbewoners het hoofd letterlijk boven water probeerden te houden.
Het feit dat hele dorpen op de tekentafel werden uitgedacht, heeft verrassende architectuur opgeleverd, zoals in Nagele (Noordoostpolder).
Oostelijk en Zuidelijk Flevoland
Bij de inpoldering van Oostelijk en later Zuidelijk Flevoland gaf men bij de inrichting de voorkeur aan recreatie en natuur. In Oostelijk Flevoland treft u bij Lelystad uitgestrekte natuurgebieden aan, maar ook zijn er volop bossen langs de randmeren aangelegd. Zuidelijk Flevoland bestaat zelfs voor een vierde deel uit recreatie- en natuurgebied. De twee polders vormen samen een eiland dat door vele bruggen verbonden is met het oude land en de Noordoostpolder.
De steden Almere en Lelystad hebben hun eigen aantrekkingskracht. Almere is omringd door water en talloze natuurgebieden. Het heeft naam gemaakt vanwege de bijzondere architectuurprojecten. De meeste nieuwbouwwijken in deze, maar ook in andere Flevolandse gemeentes, zijn een lust voor het oog. Lelystad heeft grote trekpleisters, zoals de Batavia-werf en het Nieuw Land Poldermuseum, maar ook andere musea in de omgeving zijn zeer de moeite waard. De bekendste attractie van Flevoland is het leuke attractiepark Six Flags Holland, waar u met gemak een hele dag kunt doorbrengen.
[bron: provincie Flevoland.]